Rechtsbijstand
Formulier voor het aanvragen van rechtsbijstand
1. Recht op rechtsbijstand: een fundamenteel recht, maar wel beperkt
De Belgische Grondwet vermeldt het recht op rechtsbijstand als een onderdeel van het recht een menswaardig leven te leiden (artikel 23, derde lid, 2° Grondwet). Dit recht is tevens gewaarborgd, zij het binnen welbepaalde grenzen, door artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en dit zowel in strafzaken als in burgerlijke zaken (EHRM 30 juli 1998 , Aerts/België, Jurispr. 1998-V, FASC. 83).
De wetgever regelt dit onderwerp in de artikelen 664 en volgende Gerechtelijk Wetboek en in het Wetboek Registratierechten.
Iedereen die onvermogend is of niet over de nodige bestaansmiddelen beschikt om een cassatieberoep in te stellen, moet rechtsbijstand kunnen krijgen.
Toegang tot het Hof van Cassatie is echter niet onbeperkt. Er zijn vooreerst strikt formele ontvankelijkheidvereisten die gelden voor alle rechtszoekenden.
Zo is, behalve in strafzaken en fiscale zaken, bijstand verplicht van een advocaat die gespecialiseerd is in de materie van het cassatieberoep, dit is een advocaat bij het Hof van Cassatie. Deze advocaat dient enkel een cassatieberoep in wanneer hij meent dat hij een middel kan aanvoeren met een redelijke kans op slagen. Hij oefent zodoende, een - door de wet gewilde, - filterfunctie uit.
2. Opdracht van het Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie is belast met de controle op en de coördinatie van de toepassing van het recht. Indien gelast door een cassatieberoep, oordeelt het Hof over de wettelijkheid van de rechterlijke beslissing, maar niet over feiten.
Een cassatieberoep is een bijzondere rechtspleging, die het Hof van Cassatie enkel toestaat na te gaan of een “in laatste aanleg gewezen” vonnis of arrest (dit is na het instellen van de gewone rechtsmiddelen die bestaan in het hoger beroep en het verzet), de wet schendt of een rechtsregel miskent.
In voorkomend geval vernietigt het Hof van Cassatie de bestreden beslissing en verwijst het de zaak naar een ander bevoegd hof of rechtbank om opnieuw over de grond van de zaak te oordelen (“verwijzing na cassatie”). De rechter op verwijzing dient zich dan te voegen naar de beslissing van het Hof van Cassatie betreffende het door het Hof beslechte rechtspunt. Soms valt er na de vernietiging echter niets meer te beslissen, bijvoorbeeld wanneer het Hof van Cassatie vaststelt dat de betwiste vordering definitief verjaard is. Dan oordeelt het Hof dat er geen grond is tot verwijzing.
Het Hof van Cassatie is dus geen derde aanleg, het oordeelt niet voor een derde keer over het geschil.
3. Bureau voor rechtsbijstand
Bij het Hof van Cassatie wordt de rechtsbijstand verzekerd door het Bureau voor rechtsbijstand. Dit bureau wordt voorgezeten door een raadsheer in het Hof, bijgestaan door een griffier. Een advocaat-generaal van het parket bij het Hof is aanwezig. Het komt dit bureau toe over te gaan tot toekenning of weigering van de rechtsbijstand na, in bepaalde omstandigheden, kennis te hebben genomen van het advies van de advocaat bij het Hof van Cassatie en na de verzoeker alsook de advocaat-generaal te hebben gehoord.
Artikel 682 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat voor het Bureau voor rechtsbijstand van het Hof van Cassatie de procedure voorzien in de artikelen 675 tot 677 van hetzelfde wetboek wordt gevolgd.
Een beslissing tot weigering of toekenning van rechtsbijstand is niet vatbaar voor enig rechtsmiddel.
Echter, een verzoeker wiens verzoek werd verworpen kan op ieder ogenblik een nieuw verzoek indienen zo hij nieuwe elementen of gewijzigde omstandigheden kan aanvoeren.
4. Handelingen die in aamerkingen komen voor rechtsbijstand
Ingevolge artikel 664 Gerechtelijk Wetboek bestaat de rechtsbijstand erin degenen die niet over de nodige bestaansmiddelen beschikken om de kosten van rechtspleging, zelfs van een buitengerechtelijke rechtspleging, te bestrijden, geheel of ten dele te ontslaan van de betaling van de diverse rechten, registratie-, griffie- en uitgifterechten en van de andere kosten die deze rechtspleging meebrengt. Hij verschaft aan de betrokkene in het bijzonder ook kosteloos de tussenkomst van openbare en ministeriële ambtenaren.
Artikel 665 van hetzelfde wetboek geeft een opsomming voor de handelingen en procedures waarvoor rechtsbijstand kan worden verleend. Ingevolge deze bepaling wordt de rechtsbijstand voor het Hof van Cassatie verleend voor:
-
de gerechtskosten die, in voorkomend geval, moeten gemaakt worden voor het indienen van een cassatieberoep of een ander verzoek voor het Hof van Cassatie (rolrecht van het Hof);
-
de tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder die aangeduid zal worden door het Bureau wanneer een dergelijke tussenkomst vereist is in het kader van de procedure voor het Hof;
-
de tussenkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie, maar enkel wanneer een dergelijke tussenkomst verplicht is ingevolge de wet (cassatieberoepen ingesteld tegen beslissingen gewezen door rechtscolleges in burgerlijke zaken, ondernemingszaken, sociale zaken of tuchtzaken, de procedures tot herziening en het verhaal op de rechter).
Behalve wanneer het verzoek tot rechtsbijstand moet worden verworpen zonder voorafgaandelijk advies van een advocaat bij het Hof van Cassatie (zie punt 7.3.2), wordt een advocaat aangewezen om advies uit te brengen over de redelijke kans op slagen van een cassatieberoep. Deze aanwijzing geschiedt door de stafhouder van de Balie bij het Hof van Cassatie, op verzoek van het Bureau.
Indien rechtsbijstand in cassatie wordt ingewilligd, wijst het Bureau zelf een advocaat bij het Hof van Cassatie aan om het cassatieberoep of een ander verzoek voor het Hof in te dienen, in voorkomend geval, om een memorie van antwoord of repliek neer te leggen. Meestal duidt het Bureau de advocaat aan die het hogervermelde advies heeft verleend.
5. Wie kan rechtsbijstand vragen?
Iedere rechtszoekende heeft het recht om een verzoek tot rechtsbijstand in te dienen.
Artikel 667 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat rechtsbijstand wordt verleend aan de personen van Belgische nationaliteit, wiens aanspraak rechtmatig lijkt en indien zij aantonen dat hun bestaansmiddelen ontoereikend zijn.
Artikel 668 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de rechtsbijstand onder dezelfde voorwaarden kan worden verleend aan:
-
vreemdelingen, overeenkomstig de internationale verdragen;
-
onderdanen van een Lidstaat van de Raad van Europa;
-
enige andere vreemdeling die op regelmatige wijze in België zijn gewone verblijfplaats heeft of die op regelmatige wijze verblijf in één van de lidstaten van de Europese Unie;
-
alle vreemdelingen, in de procedures waarin is voorzien bij de wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
-
alle vreemdelingen die op onregelmatige wijze in België hun verblijfplaats hebben onder voorwaarde dat zij een poging hebben ondernomen hun verblijf in België te regulariseren, dat hun vordering hoogdringend is en dat het gaat om vragen betreffende de uitoefening van een fundamenteel recht.
De rechtspersonen – onder meer verenigingen zonder winstoogmerk en gefailleerde vennootschappen – kunnen ook rechtsbijstand krijgen.
6. Voorwaarden voor het krijgen van rechtsbijstand
6.1. ONTOEREIKENDE BESTAANSMIDDELEN
Zoals hierboven uitgelegd, kan de rechtsbijstand enkel worden verleend indien de verzoeker niet over de financiële middelen beschikt om een cassatieprocedure te betalen.
6.1.1. CRITERIA (ART. 667, 668, 508/13/1 en 508/13/2 GER.W.)
De bestaansmiddelencriteria voor het genieten van gedeeltelijke of volledige kosteloosheid inzake de rechtspleging voor het Hof zijn bepaald in artikel 667 Gerechtelijk Wetboek, dat verwijst naar de artikelen 508/13/1 en 508/13/2 van hetzelfde wetboek.
Artikel 667, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de beslissing van het Bureau voor juridische bijstand waarbij gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wordt verleend, het bewijs vormt voor ontoereikende bestaansmiddelen. Een jaar na de beslissing van het Bureau voor juridische bijstand kan het Bureau voor rechtsbijstand nagaan of de voorwaarden van ontoereikende bestaansmiddelen nog steeds gelden.
De hierna opgesomde personen kunnen van een volledig kosteloze rechtsbijstand genieten:
1° de alleenstaande persoon die aan de hand van om het even welk document dat te beoordelen is door het Bureau voor juridische bijstand bewijst dat zijn maandelijks netto-inkomen lager is dan 1.426 euro;
2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst aan de hand van om het even welk document dat te beoordelen is door het Bureau voor juridische bijstand dat het maandelijks netto-inkomen van het gezin lager is dan 1.717 euro.
Kunnen een gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand genieten:
1° de alleenstaande persoon met een maandelijks netto-inkomen tussen 1.426 euro en 1.717 euro;
2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt met een maandelijks netto-inkomen van het gezin tussen 1.717 euro en 2.007 euro.
(bedragen toepasselijk vanaf 1 september 2022)
Voor de vaststelling van het voormelde netto-inkomen van het gezin van de onder 2° bedoelde personen wordt er rekening gehouden met een aftrek van 20 % van het leefloon per persoon ten laste.
Voor de vaststelling van de bedoelde inkomsten wordt rekening gehouden met de lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast, alsook met elk ander bestaansmiddel, met name beroepsinkomsten, inkomsten uit onroerende goederen, inkomsten uit roerende goederen en diverse inkomsten, kapitalen, voordelen, alsmede tekenen en aanwijzingen waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, behoudens de kinderbijslag en de enige en eigen woning.
Er dient te worden onderlijnd dat hij die door bewust onjuiste verklaringen of door andere bedrieglijke middelen rechtsbijstand verkrijgt of tracht te verkrijgen zonder recht erop te hebben, op grond van artikel 699 Gerechtelijk Wetboek gestraft wordt met gevangenisstraf en/of geldboete.
6.1.2. EIGEN BIJDRAGE (ART. 669 GER.W.)
Artikel 669 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat wanneer een verzoeker rechtsbijstand wordt verleend, daaraan al naargelang het bedrag van zijn bestaansmiddelen de voorwaarde kan worden verbonden dat hij een som, te bepalen in de beslissing die bijstand verleent, in handen van de bevoegde ontvanger van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen zal storten.
In de praktijk laat deze som toe om (een deel) van de kosten van de gerechtsdeurwaarder of de fiscale rechten te betalen. De advocaten bij het Hof van Cassatie ontvangen nooit een honorarium, de gevraagde som laat dit niet toe.
6.2. REDELIJKE KANS OP EEN GEGROND CASSATIEBEROEP (ART. 682 GER.W.)
De rechtsbijstand bestaat erin dat de Staat een gedeelte of het geheel van de kosten van een gerechtelijke procedure, die normaal ten laste zijn van de persoon die ze voert of ondergaat, ten laste neemt.
De wetgever oordeelt dat deze tenlasteneming slechts is gerechtvaardigd indien de grieven die de verzoeker van de rechtsbijstand richt tegen de rechterlijke beslissing die hij in cassatie wil aanvechten een zekere juridisch relevantie hebben.
Het behoort aan het Bureau, na gebeurlijk advies van een advocaat bij het Hof van Cassatie en na advies van de advocaat-generaal die toebedeeld is aan het Bureau, te oordelen of de grieven indien zij in een cassatieberoep zouden worden aangevoerd een redelijke kans hebben om gegrond te worden verklaard door het Hof van Cassatie.
7. Procedure
7.1. TIJDSTIP VOOR HET AANVRAGEN VAN RECHTSBIJSTAND
De advocaat bij het Hof van Cassatie moet voldoende tijd hebben om:
-
de zaak ernstig te onderzoeken en advies te geven;
-
eventueel bijkomende inlichtingen te vragen aan de betrokkenen of hun advocaat;
-
zijn advies over te leggen aan de Bureau voor rechtsbijstand;
-
in voorkomend geval de nodige stukken op te maken voor het cassatieberoep.
De advocaat-generaal en de voorzitter van het Bureau voor rechtsbijstand moeten voldoende tijd hebben voor het verzoek te onderzoeken.
Dienvolgens moet het verzoek tot rechtsbijstand ingediend worden op een ogenblik waarop de termijn voor de indiening van een cassatieberoep nog niet te dicht bij zijn vervaldatum is genaderd teneinde de advocaat bij het Hof van Cassatie toe te laten om deze zo nodig binnen de nuttige tijd in te dienen.
Behoudens uitzonderingen moet het cassatieberoep worden ingediend binnen de drie maanden die volgen op de betekening door de gerechtsdeurwaarder of op de kennisgeving door de griffie van de beslissing die men wil aanvechten.
Krachtens een beslissing van het Bureau voor rechtsbijstand, moet het verzoek om rechtsbijstand ten laatste dertig dagen vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor het instellen van het cassatieberoep worden ingediend. Verzoeken die later worden ingediend, worden als niet ontvankelijk verworpen. Evenwel kan in uitzonderlijke omstandigheden die termijn worden ingekort.
Het is daarom aangewezen niet te wachten tot de betekening van de beslissing waartegen men cassatieberoep wenst in te stellen, vooraleer een verzoek om rechtsbijstand in te dienen.
7.2. WIJZE VOOR HET AANVRAGEN VAN RECHTSBIJSTAND
7.2.1. VORM
Het verzoek tot rechtsbijstand moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend door de verzoeker of zijn advocaat. Het verzoek moet worden opgesteld in dezelfde taal als deze van de rechterlijke beslissing die de verzoeker wenst aan te vechten. Als de procestaal Duits is, mag de betrokkene de taal kiezen.
De aanvraag moet worden neergelegd ter griffie van het Hof van Cassatie of per post naar voormelde griffie worden verzonden.
De griffie van het Hof van Cassatie stelt aanvraagformulieren ter beschikking. De toezending van het verzoek aan de griffie van het Hof bij fax of via elektronisch weg (e-mail) is niet toegestaan.
7.2.2. INHOUD
De betrokkene moet vermelden, zelfs in niet-juridisch woordgebruik, welke kritiek hij heeft op de beslissing die hij wenst te bestrijden.
De opgave van de grieven stelt de advocaat bij het Hof van Cassatie, die aangeduid werd om zijn advies te geven (zie de punten 4 en 7.1) in de mogelijkheid zeer vlug, vooraleer het dossier op een grondige wijze te bestuderen, te achterhalen of de betrokkene de volledige beslissing bekritiseert of slechts een bepaald deel ervan.
Dit verhindert niet om op zoek te gaan naar alle middelen tot cassatie die kunnen worden aangevoerd. Het is echter van belang dat de verzoeker zelf zijn visie weergeeft met betrekking tot de beslissing die hij wenst aan te vechten en de betrokkene de advocaat bij het Hof van Cassatie niet nodeloos beslissingen laat onderzoeken die hij niet wenst te bekritiseren.
Indien het verzoek tot rechtsbijstand wordt gevraagd om een memorie van antwoord in te dienen in een zaak waar de verzoeker van de rechtsbijstand verweerder is, is deze precisering niet vereist: een eenvoudig schriftelijk verzoek is dan voldoende (zie 7.3.4).
7.2.3. VEREISTE DOCUMENTEN
Het Hof van Cassatie aanvaardt alle stukken die redelijkerwijs de omvang van de bestaansmiddelen van de verzoeker aantonen: de beslissing van het bureau voor juridische bijstand die tweedelijnsbijstand verleent, attesten van de belastingadministratie, attesten van de gemeente of de politie, attesten van het OCMW, enz.
Het is aangewezen om bij voorrang, indien mogelijk, het meest recente aanslagbiljet inzake de inkomstenbelastingen voor te leggen en, in ieder geval, een attest inzake de samenstelling van het gezin afgeleverd door de gemeente teneinde vast te stellen of de verzoeker alleen woont dan wel met andere personen. In dit laatste geval moet de verzoeker voor ieder persoon met wie hij samenwoont opgeven of deze over eigen bestaansmiddelen beschikt of ten zijne laste is.
De vereiste procedurestukken zijn de beslissing(en) die het voorwerp uitmaken van de grief of grieven, de conclusies die tussen partijen werden uitgewisseld voor de rechter(s) van de bestreden beslissing(en) en, in voorkomend geval, de akte van hoger beroep. Alle andere nuttige stukken staan vermeld op het aanvraagformulier voor rechtsbijstand.
7.3. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG
7.3.1. VOORAFGAANDE ONDERZOEK
Tijdens een eerste onderzoek van de aanvraag onderzoekt de voorzitter van het Bureau voor rechtsbijstand of de aanvraag volledig is en of de ter ondersteuning bijgevoegde stukken voldoende zijn.
Indien nodig verzoekt het Bureau voor rechtsbijstand de betrokkene of eventueel zijn advocaat :
-
de aanvraag te verbeteren of aan te vullen;
-
over te gaan tot het vervolledigen van de stukken die worden bijgebracht om zijn staat van onvermogen (zie 7.2.3) aan te tonen of de stukken van de procedure die noodzakelijk zijn om een advies aan een advocaat bij het Hof van Cassatie te vragen.
7.3.2 VERWERPING ZONDER ADVIES VAN EEN ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN CASSATIE
7.3.2.1 AFWIJZING
In vier gevallen wijst het Bureau voor rechtsbijstand de aanvraag af zonder het advies te vragen van een advocaat bij het Hof van Cassatie.
7.3.2.1.1.
De termijn voor het indienen van een cassatieberoep is te dicht bij zijn vervaldatum genaderd teneinde de advocaat bij het Hof van Cassatie toe te laten om dit tijdig in te dienen.
7.3.2.1.2.
Het verzoek tot rechtsbijstand is niet-ontvankelijk.
Dit zal met name het geval zijn omdat:
-
het verzoek niet opgesteld is in de taal van de besteden beslissing die men in cassatie wenst aan te vechten (met uitzondering voor een beslissing in het Duits);
-
de betrokkene geen gevolg geeft aan de vraag van het Bureau om zijn aanvraag te verbeteren;
-
de betrokkene geen gevolg geeft aan de vraag van het Bureau om de stukken over te leggen die noodzakelijk zijn om een advies op te stellen over zijn mogelijkheden om cassatieberoep in te stellen;
-
de aanvraag de aanstelling beoogt van een advocaat bij het Hof van Cassatie terwijl deze bijstand niet is vereist om een cassatieberoep in te stellen tegen de bestreden beslissing;
-
een vorige aanvraag, met hetzelfde voorwerp, is afgewezen en de verzoeker geen nieuwe elementen aanvoert die hij had kunnen laten gelden tijdens zijn vorige aanvraag.
7.3.2.1.3
Het onvermogen van de verzoeker is niet bewezen.
Wanneer de staat van onvermogen van de verzoeker niet is aangetoond (zie de criteria onder 6.1.1) wordt het verzoek verworpen zonder dat het noodzakelijk is om te onderzoeken of de bestreden beslissing met een redelijke kans op slagen kan worden aangevochten voor het Hof van Cassatie.
7.3.2.1.4
Het voorziene cassatieberoep is niet ontvankelijk of is op een manifest onjuiste grond gesteund, zoals:
-
de termijn om een cassatieberoep in te stellen tegen de bestreden beslissing is verstreken;
-
de bestreden beslissing kan niet het voorwerp uitmaken van een cassatieberoep (bv. zij is niet in laatste aanleg gewezen, ze kan niet het voorwerp uitmaken van een onmiddellijk cassatieberoep, de bestreden beslissing is een arrest van de Raad van State dat zich niet uitspreekt over een aspect van bevoegdheid, enz.);
-
de grieven van de aanvraag zijn vreemd aan de bestreden beslissing of zijn, bij gebrek aan precisering, dermate onduidelijk dat de beweerde onwettigheid niet kan worden achterhaald.
7.3.2.2 BESLISSING
Wanneer de voorzitter van het Bureau voor rechtsbijstand voorlopig oordeelt dat de aanvraag onmiddellijk kan worden afgewezen, stelt hij in overleg met de advocaat-generaal de zaak vast op een rechtszitting van het Bureau voor rechtsbijstand, waarop de verzoeker door de griffier wordt opgeroepen bij gerechtsbrief uiterlijk zeven dagen voor de rechtszitting.
Op deze rechtszitting, die plaats heeft in raadkamer, geeft de advocaat-generaal zijn advies en wordt de betrokkene of eventueel zijn advocaat gehoord. De verzoeker heeft als laatste het woord. Het Bureau beslist in principe nog dezelfde dag of het verzoek al dan niet moet worden verworpen.
In geval van hoogdringendheid, zo de vervaldatum om nog nuttig een cassatieberoep in te stellen te dicht is genaderd, maakt de voorzitter van het Bureau de zaak over aan de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie die dan bij beschikking oordeelt over het verzoek, na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, zonder dat er voorafgaand een advies wordt gevraagd aan een advocaat bij het Hof van Cassatie en zonder dat de verzoeker wordt gehoord.
De griffier stuurt een kopie van de beslissing aan de betrokkene of eventueel aan zijn advocaat.
7.3.3. BEHANDELING MET ADVIES VAN EEN ADVOCAAT BIJ HET HOF VAN CASSATIE
Wanneer de voorzitter van het Bureau voor rechtsbijstand, na een voorlopig onderzoek van het verzoek, oordeelt de aanvraag niet onmiddellijk te moeten afwijzen (zie 7.3.2), gelast hij onmiddellijk de stafhouder van de balie van de advocaten bij het Hof van Cassatie een advocaat bij het Hof van Cassatie aan te wijzen om een schriftelijk en gemotiveerd advies te geven over de mogelijkheid zich in cassatie te voorzien met een redelijke kans van slagen.
In dit stadium is de door de stafhouder aangewezen advocaat bij het Hof van Cassatie niet de raadsman van de eiser, maar komt hij enkel tussen als deskundige geraadpleegd door de voorzitter van het Bureau om hem te adviseren. De advocaat bij het Hof van Cassatie stuurt zijn gemotiveerd advies aan de voorzitter van het Bureau en een kopie aan de verzoeker of, in voorkomend geval, aan zijn advocaat.
In niet-dringende zaken stelt de voorzitter van het Bureau, na overleg met de advocaat-generaal, de zaak vast op een rechtszitting van het Bureau voor rechtsbijstand waarop de verzoeker of eventueel zijn advocaat door de griffier wordt opgeroepen bij gerechtsbrief uiterlijk zeven dagen voor de rechtszitting.
De rechtszitting heeft plaats in raadkamer. De advocaat-generaal geeft zijn advies. De verzoeker of eventueel zijn advocaat wordt gehoord.
De verzoeker heeft het laatste woord. Behoudens uitzondering beslist het Bureau nog dezelfde dag.
Indien de zaak dringend (zie 7.1) is, verwijst de voorzitter van het Bureau de zaak naar de eerste voorzitter van het Hof die beslist bij beschikking, na advies van de procureur-generaal en zonder dat de verzoeker wordt gehoord.
De beslissingen van het Bureau voor rechtsbijstand of van de eerste voorzitter zijn gemotiveerd, mede op grond van het advies van de advocaat bij het Hof van Cassatie.
De griffier stuurt in alle gevallen een kopie van de beslissing aan de betrokkene en eventueel aan zijn advocaat.
7.3.4. SPECIALE REGELS VOOR DE VERWEERDERS IN CASSATIE
De verweerder in cassatie kan het Bureau vragen een advocaat bij het Hof en een gerechtsdeurwaarder aan te wijzen om te antwoorden op het cassatieberoep dat hem werd betekend. In dat geval dient hij niet de redenen te vermelden waarom hij oordeelt dat het cassatieberoep niet gegrond is. Hij moet alleen zijn staat van onvermogen aantonen en het cassatieverzoekschrift en de betekening ervan (in origineel of in kopie) voorleggen.
Zijn verzoek moet worden neergelegd binnen een nuttige termijn, die aan de advocaat bij het Hof van Cassatie toelaat de middelen te onderzoeken. Dit is minstens dertig dagen voor het verstrijken van de termijn van antwoord, die in de regel drie maanden bedraagt vanaf de datum van de betekening van het cassatieberoep.
Indien het onvermogen vaststaat, wordt de zaak niet vastgesteld op een rechtszitting en wordt een advocaat bij het Hof aangewezen. Deze dient geen advies op te stellen maar zal onmiddellijk, zo hij dit noodzakelijk acht, een memorie van antwoord opmaken. Tevens wordt een gerechtsdeurwaarder aangewezen die waar nodig de memorie van antwoord aan de eiser in cassatie zal betekenen.
Indien het onvermogen niet vaststaat en er nog voldoende tijd is voor het neerleggen van een memorie van antwoord, wordt de zaak vastgesteld op een zitting van het Bureau om de verzoeker toe te staan meer uitleg te geven over zijn onvermogen. Is de zaak dringend, dan beslist de eerste voorzitter om al dan niet rechtsbijstand te verlenen.